Antwerpen

'Worstel niet met hokjesdenken, praat met elkaar'

Iedereen Evonik - Iedereen uniek

In de verhalenreeks van de campagne ‘Iedereen Evonik – Iedereen uniek’ is het deze keer een stevig dubbelinterview: een ancien met ruim 40 jaar ervaring op de teller en een nieuwe medewerker met enkele maanden dienst. Fons Eysackers (S-L) en Ward Van Ginkel (S-TS-M-MR) gingen in gesprek over (samen)werken bij Evonik, vooroordelen en simpele oplossingen.  

Ward en Fons kenden elkaar voor dit gesprek niet en stelden zich eerst aan elkaar voor. Naast het verschil in carrièrelengte blijkt meteen een onderscheid in karakter: de spontane, praatgrage Fons en de stille, bedachtzame Ward. In luisterbereidheid zijn ze echter bijzonder eensgezind.

Ward: “Ik ben 21 en behaalde een bachelor in de elektromechanica. Ik deed mijn stage bij Evonik Antwerpen, een hele positieve ervaring, maar helaas was er nadien geen functie vrij. Ik werkte even bij een kleine KMO, maar bleef uitkijken naar een plekje bij Evonik. Ik werd nog teruggevraagd voor een vakantiejob vorige zomer, solliciteerde vervolgens binnen een ander vakgebied en ben sinds april vast aan de slag als mechanieker in de centrale werkplaats.”

Fons is gediplomeerd patissier, maar door een allergie voor bloemstof kon hij die job niet blijven uitoefenen. Vervolgens ging hij vele bedrijven op de Scheldelaan af, aanvankelijk zonder succes. Fons: “Op aangeven van iemand die hier werkte probeerde ik het nog verschillende keren. Vier sollicitaties en veel volharding later mocht ik toch even gaan praten met iemand in de fabriek. Deze vroeg me naar mijn technische kennis en interesse en ik kon vertellen dat ik veel aan mijn motor sleutelde. Als hobby was ik worstelaar en de toenmalige Degussa-medewerker bleek te boksen. De match was gemaakt. (lacht) Mijn eerste job was op de FCP-A-installatie, waar ik het tot ploegleider-vervanger schopte. Nadien solliciteerde in bij de pas opgestarte ACA-installatie. Aangezien deze volledig computergestuurd was, ben ik in avondschool informatica gaan volgen. Van de ACA-eenheid ben ik later naar de IT-afdeling gegaan en vervolgens als SAP-specialist bij de logistieke afdeling geëindigd. Ik ben 65 intussen en aan mijn laatste maanden op Evonik Antwerpen bezig.”

Diversiteit is divers

Fons: “Waar ik opgroeide in Kapellen waren de kinderen van onze Congolese overburen mijn speelkameraadjes. Mijn hobby was en is worstelen. Als jonge gast was ik acht jaar Belgisch kampioen en heb ik vijf jaar internationaal geworsteld.  Ik geef nog steeds drie keer per week training bij club Borz in Antwerpen. Dat is een smeltkroes van allemaal ‘Antwerpenaars’, waar nationaliteit, afkomst, kleur, man of vrouw, religie, ... absoluut geen rol spelen. Iedereen is er welkom en we trainen samen met respect en begrip voor elkaar, overtuigd dat we allemaal gelijk zijn. Diversiteit was dus altijd een normaliteit voor mij. We zijn allemaal mensen, allemaal anders. En moeilijke mensen zijn er overal, daar maakt origine of een ander verschil niks uit.”

Ward: “Bij diversiteit denk je gemakkelijk aan mensen van kleur. In de lagere school zat een geadopteerde jongen uit Haïti. Als kleine gast dacht ik daar niet over na, dat was een klasvriendje zoals iedereen. In het middelbaar waren er af en toe strubbelingen en zag ik misverstanden en vooroordelen naar moslimjongeren. Ik herinner me nog goed de leraar die het belangrijk vond om onze blik te verruimen en ons aanspoorde om zelf na te denken. Ik stel bij mezelf vast dat ik ook – net als iedereen – wel eens vooroordelen heb. Als ik echter met mensen kennismaak – wat ik als stille gast niet zomaar doe - blijkt heel vaak dat de vooroordelen niet kloppen. We zijn inderdaad allemaal mensen en we lopen tegen dezelfde problemen aan in het leven. Dat besef je goed als je met mensen in conversatie gaat.”

Fons: “Praten is altijd het beste. Dat kan een extraverte babbelaar als ik natuurlijk gemakkelijk zeggen, maar het klopt echt. In de worstelclub bijvoorbeeld ging er af en toe een sporter zich afzonderen om te bidden. Ik veroordeel dat niet, maar heb gevraagd om dat voor of na de opwarming te doen, omdat dat heel belangrijk is voor het worstelen. Ik respecteer daarmee hun geloof, en de mensen in kwestie accepteerden mijn voorstel. Zo gemakkelijk kan het ook zijn.”

Ward: “Je merkt snel wie er voor andere meningen openstaat of niet. Als er geen luisterbereidheid is, dan probeer ik het niet. Dan mogen ze denken zoals zij willen. Dat is niet perse verkeerd, gewoon anders dan ik. In mijn vriendenkring weten we bijvoorbeeld van elkaar waar we het niet over eens zijn. Dan hoeft daar niet meer over gepraat worden. Ik vind dat dat ook moet kunnen. Je eigen mening doordrukken is niet nodig, want iedereen denkt dat zijn mening de juiste is.”

De kracht van Evonik Antwerpen

Beide mannen werken in gemixte teams met jonge en meer ervaren medewerkers, wat denken Fons en Ward hierover? Jong en ambitieus, oud en afgeschreven?

Fons: “Ik kan al wat verder terugkijken als jij, Ward. Neem maar van mij aan, je zit op een goeie plek. Na ruim 40 jaar dienst kan ik nog steeds met overtuiging zeggen dat ik hier graag werk. Ik voel me echt niet oud of afgeschreven, en ik leer nog elke dag bij. De nieuwe dingen laat ik intussen wel aan mijn opvolger, maar al de rest mogen ze nog steeds aan mij vragen.”

“De kracht van Evonik Antwerpen is volgens mij dat de firma haar mensen kansen geeft. Hier mogen mensen evolueren tot ze in de job terechtkomen waar ze zich supergoed voelen. Ik heb in al mijn werkende jaren veel goeie chefs zien passeren, die geloven in de mogelijkheden van hun mensen.”

Ward: “Dat kan ik in mijn korte carrière hier alleen maar bevestigen. Tijdens mijn stage bleek dat er in eerste instantie geen functie vrij was voor mij. Mijn leidinggevende moedigde mij toen aan om bij EMR eens te gaan kijken, om te zien of dat ook iets voor mij kon zijn. Ik kwam recht van de schoolbanken, met enkel stage-ervaring en toch waren er mensen bereid om in mij te investeren. Minder ervaring betekent ook dat bepaalde jobs nog niet voor mij zijn. Ik ervaar die beslissingen niet als onrechtvaardig, want ik krijg dan wel eens de gelegenheid om mee te lopen en te kijken. Iedereen is ooit van nul begonnen en dat zijn de meesten hier blijkbaar nog niet vergeten. Dat vind ik heel mooi.”

Fons: “Jonge gasten als jij brengen andere inzichten en technieken mee, en dat is goud waard. Ga er als ervaren en geroutineerde medewerker niet vanuit dat je feilloos bent, want er is veel kennis die je niet hebt. Ik moet ook niet alles weten, maar ik zoek wel uit aan wie ik het kan vragen, of dat nu iemand van 18 of 75 is. Ik blijf het zeggen: praat met elkaar, ook met die collega die niet op jouw afdeling werkt of met die jonge medewerker die net is gestart.”

Ward: “Ik merk dat jonge mensen als ik het thema veiligheid ook anders of extra doorgeven aan oudere medewerkers. Op school is dat een vast item waar veel belang aan wordt gehecht.  Als nieuweling is daarover iets voorstellen of vragen stellen soms wel een ding, zo tussen collega’s met pakken ervaring. Je vraagt je af of ze je geen dommerik of een betweter gaan vinden. Ik heb intussen wel geleerd om te zeggen of vragen wat ik wil, omdat ik merk dat dat erg gewaardeerd wordt. Diezelfde onzekerheid zie ik nu terug bij de nieuwe stagiair en ik hoop dat ik dat af en toe bij hem kan wegnemen door hem aan te moedigen.”

Fons: “Er zijn geen domme vragen. Je stelt vragen omdat je iets wil weten of omdat je ergens aan twijfelt. Dat kan hier, wees daar maar zeker van. Je zult hier helemaal openbloeien.”

Ward: “Dat zie ik ook. Ik stel vast dat hier open gecommuniceerd wordt en dat er actieve uitwisseling is tussen collega’s. Dat zorgt ervoor dat het leren en ervaring opdoen hier heel veilig voelt.”

Fons: “Als er iets speelt, dan moet het op tafel gegooid worden. Dat is gemakkelijker dan 40 jaar geleden. Bij een leidinggevende kan je nu gewoon binnenlopen, zelfs de ceo is zeer gemakkelijk aanspreekbaar. Die laagdrempelige en open communicatie is zeer belangrijk, net zoals een goeie mix van verschillende talenten. Zet daar leidinggevenden bij die de nodige knowhow hebben – niet noodzakelijk de oudste medewerkers, zoals vroeger vaak gebeurde - en goed mensen kunnen aansturen en daar heb je een zeer goede werkgever. Dan heeft iedereen het gevoel een steentje bij te dragen.”

Toekomstideaal?

Fons: “Ik vind dat er nog meer aandacht mag zijn voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw, daar is toch nog werk aan. Daar mag het hokjesdenken eindelijk verdwijnen.”

Ward: “Zoiets als diversiteit in cijfers nastreven zou niet nodig mogen zijn. Door positieve discriminatie mis je ook weer mensen die de juiste capaciteiten hebben. Het ideale scenario zou zijn dat we over diversiteit en inclusie niet meer hoeven te praten, dat het doodnormaal is dat echt iedereen gelijke kansen krijgt.”

 

Voel je je aangesproken? Wil je deel uitmaken van deze campagne? Wil je ons jouw unieke verhaal vertellen? Meld je dan bij de afdeling Communicatie.